In de collectie Ethiopische iconen van het Instituut voor Oosters Christendom vinden we verschillende afbeeldingen van processies en andere religieuze feesten. Ze geven een mooie illustratie van de belangrijkste godsdienstige plechtigheden in Ethiopië, waarbij christenen in het openbaar hun geloof ritueel belijden.
In tegenstelling tot de gregoriaanse kalender, die bijna overal ter wereld wordt aangehouden, heeft Ethiopië als één van de weinige landen een eigen kalender, gebaseerd op de Ethiopisch-orthodoxe indeling van het jaar[1], met een heel aantal naamfeesten van belangrijke heiligen en natuurlijk de grootste christelijke gebeurtenissen die jaarlijks worden herdacht. Zo is er Fasika of Tensae op 8 april, bij ons Pasen genoemd, het Ethiopische nieuwjaar op 11 september, Enkutatash, en het feest ter ere van de heilige maagd Maria in het pelgrimsoord Aksum op 30 november. Daarnaast is er Genna, ook wel Leddet genoemd, het Ethiopische kerstfeest op 7 januari. De naam komt van het woord gennana, wat ‘aanstaande’ betekent en refereert aan de komst van Christus en de bevrijding van de mensheid van de erfzonde. De viering van de Ethiopische Kerst wordt gekenmerkt door verschillende activiteiten, zoals paardenraces en volksdansen. In de stad Lalibela wordt Genna zeer uitbundig gevierd omdat de geboorte van koning Gebra Lalibela op dezelfde dag gevierd wordt. Op het platteland wordt met Kerst ook traditioneel een soort veldhockey gespeeld, genaamd genna, tussen twee jeugdteams.[2]
Timkat

Hoewel in het Westen het kerstfeest een belangrijke plaats inneemt, is die rol in Ethiopië weggelegd voor de Epifanie op 19 januari; Timkat in het Amhaars. Timkat, wat letterlijk ‘dopen’ betekent, is het belangrijkste religieuze feest in Ethiopië en herinnert aan de doop van Jezus door Johannes de Doper in de rivier de Jordaan. Door het hele land worden processies gehouden waarbij een replica van de Ark van het Verbond, de tabot, bedekt met doeken uit de kerken (zie figuur één) meegedragen wordt naar een heilige plek waar water aanwezig is (zie figuur twee). Tijdens de processie wordt er gezongen, muziek gemaakt en gedanst ter herinnering aan de scène waarin koning David danst voor de ark (daarover later meer). De tabot blijft de hele nacht op deze locatie aan het water terwijl priesters en gelovigen onafgebroken zingen en bidden. In de ochtend wordt het water eerst gezegend; de priester dompelt een kruis in het water en dooft de heilige kaars, waarna de aanwezigen klappen en juichen. Daarna volgt een heropvoering van de doopgeloften van de aanwezige gelovigen. Ze worden met water besprenkeld door de priester of springen zelf het water in. Het is echter geen herdoop; het gaat om een intensivering van de doopgeloften, een gelegenheid om opnieuw tot de essentie van het geloof te komen door de zegen van het water. Na deze ceremonie wordt de tabot weer in processie met zang en dans teruggebracht naar de kerk, waarbij het kerkgebouw opnieuw gewijd wordt.[3]
Timkat wordt het uitbundigst gevierd bij de koninklijke baden van Falisades in Gondar, maar ook Lalibela wordt tijdens Timkat overspoeld door gelovigen die de processie willen bijwonen aan de oever van de Yordanos, die symbool staat voor de Jordaan.[4] Op het platteland wordt Timkat nog weleens gevierd met paarden die de festiviteiten begeleiden, een soort geritualiseerde veldslag met indrukwekkende vertoningen van de rijkunst; een verwijzing naar de historische politieke macht van de christelijke heersers.[5]

Tabot
De tabot, die tijdens Timkat in processie wordt rondgedragen, is het fundament van de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk en is ook wat een kerkgebouw heilig maakt. De tabot wordt door Ethiopische christenen beschouwd als de woonplaats van God op aarde, het verzoendeksel van massief goud dat in de Bijbel wordt beschreven en de vertegenwoordiging van de Ark van het Verbond; een heilige draagbare kist die door Basaleël gemaakt werd tijdens de uittocht uit Egypte en waarin de twee stenen platen bewaard werden met daarop de tien geboden, de leefregels die door God aan de mensen gegeven zijn in het Oude Testament.[6]
Volgens het Ethiopische epos Kebra Negast werd de Ark van het Verbond uit Jeruzalem naar Ethiopië ontvoerd in het eerste millennium voor Christus. Het voorwerp zou door Baina Lehkem (ook wel Ibna Hakim), zoon van koning Salomo en koningin Makeda van Sheba, zijn meegenomen onder valse voorwendselen toen hij als 22-jarige zijn beroemde vader wilde bezoeken. Nadat Baina Lekhem terug in Ethiopië was met de Ark voerde hij een vreugdedans uit rond het heilige relikwie. Makeda stond de heerschappij over Ethiopië af aan haar zoon die zich voortaan koning Menelik de Eerste noemde. Hij werd de stichter van de nieuwe Ethiopische dynastie. De Ethiopische heersers waren er allen van overtuigd dat zij dankzij de onoverwinnelijke kracht van de Ark van het Verbond alle andere heersers de baas waren, doordat ze onder directe bescherming van God stonden. Het was volgens hen vanzelfsprekend dat zij als mannelijke afstammelingen van Salomo’s zoon, Baina Lehkem, de wettige koningen van Abessinië waren, en daar Salomo een voorvader was van Jezus, waren ook zij bloedverwanten van God en eisten zij derhalve de regering van het land op. De Ark van het Verbond is zo het meest heilige element van de Ethiopische Orthodoxe Kerk en de Salomonsdynastie.[7]
Elke kerk in Ethiopië heeft minstens één tabot die wordt bewaard in de qeddeste qeddusan, het heilige der heiligen, waar alleen de geestelijke mag komen. Een kerk kan bekend staan onder de naam van haar tabot, die vaak is gewijd aan Maria, Medhane Alam (de verlosser van de wereld) of aan heiligen en engelen. De tabot blijft in de qeddeste qeddusan en wordt alleen op feestdagen of in tijden van rampspoed uit de kerk gehaald om te bidden voor goddelijke hulp.[8] Wanneer de tabot uit de queddeste qeddusan gehaald wordt, wordt ze gedragen op de hoofden van priesters, aan het zicht onttrokken door rijkelijk versierde doeken. Sierlijke zijden paraplu’s worden boven de tabot gehouden als teken van respect. De tabot wordt begeleid door priesters en debtara’s wiens zang en dans doet denken aan hoe koning David danste toen hij de Ark van het Verbond uit het huis van Obed Edom haalde (Oude Testament, 2 Samuël V6). De tabot wordt enorm vereerd; aanbidders bidden, buigen en werpen zich neer in de aanwezigheid van de tabot.[9] De eer van de gemeenschap wordt ermee bevestigd, de trots op de oude Ethiopische beschaving uitgedragen.[10]

Meskal
Na Timkat is Meskal of Meskel, Ge’ez voor ‘kruis’, de belangrijkste feestdag in Ethiopië. Het wordt gevierd op 27 september ter herinnering aan de ontdekking van het Ware Kruis, waaraan Jezus geleden had, door Helena van Constantinopel, de moeder van keizer Constantijn de Grote, toen ze in Palestina was rond 325. Het verhaal gaat dat Helena in Jeruzalem werd geadviseerd een vuur aan te steken dat haar zou laten zien waar ze moest zoeken. De rook van dat vuur wees naar de plaats waar het kruis lag begraven. Na deze ontdekking van het kruis begonnen delen ervan als relikwieën over de hele wereld te circuleren en werd een nieuwe viering aan de christelijke kalender toegevoegd: de Heilige Kruisverheffing.[11]
Volgens verschillende bronnen ontving de Ethiopische keizer Dawit II (1382-1412) een fragment van het Ware Kruis van de koptische patriarch als beloning voor het veiligstellen van zijn vrijheid nadat hij werd gearresteerd door de islamitische koning van Egypte. Dawit marcheerde met zijn troepen langs de Nijl tot de moslims zich overgaven. Ondanks de twijfels over de historiciteit van deze gebeurtenis lijkt de komst van het kruisrelikwie te hebben geleid tot een transformatie van de feestdag. De christelijke Helenalegende werd aangevuld met een Ethiopische legende over de keizerlijke overwinning op een moslimvijand. Hoewel Meskal officieel slechts een klein feest op de kalender van de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk was, werd het in de praktijk omgevormd tot een van de belangrijkste nationale feesten ter herdenking van de overwinning van de Ethiopische keizer. De keuze om het kruisrelikwie in Amba Gesan te plaatsen, het koninklijke gevangenis-paleis waar erfgenamen van de troon werden vastgehouden opdat ze niet onrustig zouden worden en voortijdig de macht zouden claimen, maakte dat het relikwie symbolisch ging toebehoren aan de keizerlijke familie.[12]

Vanwege deze verwevenheid van de keizerlijke familie met het Heilige Kruis was de viering van Meskal een gelegenheid voor de keizer om zijn illustere voorgangers in herinnering te roepen, zijn christelijke vroomheid uit te drukken, zijn macht over zijn onderdanen te tonen en economische middelen te verkrijgen. Tijdens Meskal kwamen daarom vaak hoogwaardigheidsbekleders uit andere landen en soldaten naar de stad. Die laatsten moesten het hout sprokkelen dat nodig is voor de vreugdevuren (dämära, zie figuur vier) die op de avond voor Meskal op centrale plaatsen worden ontstoken (in Addis Abeba zelfs op het zogenaamde Meskalplein). Ook vertegenwoordigers van elk huishouden komen op een afgesproken tijd aan met lange takken versierd met bloemen. Aangezien twijgen en takken gemakkelijk en goedkoop verkrijgbaar zijn, is deelname aan Meskal voor alle lagen van de christelijke bevolking mogelijk.[13]
Priesters in vol ornaat en hun volgelingen zingen en dansen in maagdelijk wit rond de vreugdevuren tijdens een processie. Elke groep loopt drie keer rond het vreugdevuur in volgorde van sociale status: eerst de heerser (of het dorpshoofd), dan de geestelijken, vervolgens de adel, boeren en tenslotte de kinderen, net als bij de doop tijdens Timkat. De brandstapel wordt aangestoken door een gerespecteerde oudere, het hoofd van de kerk of het dorp, of een vertegenwoordiger van de keizer. De viering van Meskal wordt vervolgens afgesloten met feesten die soms meerdere dagen duren, met een overvloed aan wierook, kerkmuziek en dans.[14]


Debtara’s
Zoals beschreven gaan de processies van Timkat en Meskal gepaard met veel muziek en dans. Op figuur vijf zien we bijvoorbeeld een muzikant (uiterst rechts) die de beganna bespeelt; een Afrikaans snaarinstrument dat afstamt van de oud-Griekse lier. Het instrument is gemaakt van hout en heeft een met leer bedekte klankkast. De beganna wordt alleen bespeeld door de aristocratie en door priesters uit Ethiopië en omliggende landen. Ethiopisch-orthodoxe geestelijken gebruiken ook vaak gebedsstaven, genaamd maqwamiya, om de maat bij te houden. Daarnaast zien we (rechts voor) kebero’s, een tweevellige trommel die voornamelijk gebruikt wordt in Ethiopië, Soedan en Eritrea. Het instrument bestaat uit een uitgeholde boomstam met over de twee uiteinden een stuk dierenhuid gespannen zodat er door middel van vibraties geluid kan worden gemaakt. Soms worden er ook kralen of steentjes in het instrument gestopt, zodat er andere klanken gevormd kunnen worden. We zien op afbeelding twee en drie ook senasels, een soort sistrum; een muziekinstrument dat bestaat uit een soort metalen U (dat doet denken aan de hoorns van Hathor) van ongeveer tien bij dertig centimeter, waartussen enkele draadjes zijn gespannen. Om deze draden zitten ringetjes, die geluid maken als er met het instrument geschud wordt. Sistra werden veel gebruikt in het oude Egypte, vooral bij religieuze bijeenkomsten voor de verering van de godin Hathor. Ook werd het gebruikt om te voorkomen dat het gebied rond de Nijl zou overstromen en om de kwade god Seth af te schrikken. Het wordt tegenwoordig bij gelegenheid nog gebruikt tijdens koptische of Ethiopische religieuze bijeenkomsten. Daarnaast wordt er ook op hoorns geblazen op afbeelding drie (achteraan rechts) en zes (in het midden). Het zou kunnen gaan om de malakat, een lang trompetachtig instrument dat vooral tijdens ceremonies wordt bespeeld. De malakat wordt vaak gemaakt van organische materialen zoals kalebassen en in verschillende lengtes gesneden om verschillende toonhoogtes te produceren. Omdat elke malakat slechts één toonhoogte kan voortbrengen, wordt het instrument altijd in een groep bespeeld met behulp van een hoquetustechniek.[15]
Meestal worden de genoemde instrumenten bespeelt door debtara’s, rondtrekkende religieuze figuren. Een debtara zingt ook hymnes en danst binnen de liturgische christelijke praktijk. Daarnaast voeren ze exorcisme en witte magie uit ter genezing van zieken of door de duivel bezeten personen. Volgens de traditie zijn debtara’s de erfgenamen van de Heilige Yared, die het corpus van Ethiopische christelijke liturgische muziek onder goddelijke inspiratie zou hebben samengesteld in de zesde eeuw.[16]
In Ethiopië wordt men debtara van vader op zoon. De opleiding begint al op de leeftijd van vijf, op de kerkelijke basisschool. De meeste debtara’s worden vervolgens opgeleid tot diaken en gaan uiteindelijk ter voltooiing van hun opleiding naar een muziekschool of een meester van zema, een vorm van christelijk liturgisch gezang.[17] Bijna alle leerling-debtara’s voorzien in hun behoeften door te bedelen en eventueel door het verkopen van voedsel of andere goederen die ze krijgen. Ook kiezen de meesten ervoor om zich te bekwamen in de kruidengeneeskunde, waarzeggerij of exorcisme. Het verschil met seculiere genezers is dat de debtara een dagam, een bezwering, kan uitvoeren, mondeling of in opgeschreven vorm gedragen in een amulet. Dagams zijn geïnspireerd op een breed scala aan christelijke boeken. Een mondelinge dagam moet dagelijks worden uitgesproken om effectief te zijn, terwijl een geschreven dagam effectief is zolang het onbeschadigd is en jaarlijks wordt vernieuwd.[18] Zo personifiëren debtara’s de combinatie van de christelijke leer met voorchristelijke opvattingen over welwillende en kwaadaardige geesten en duivels[19], terwijl de feesten van Timkat en Meskal de verwevenheid symboliseren van de Ethiopische keizerlijke heersers met de christelijke traditie.
Auteur: Loes van Beuningen
[1] De kalender die gebruikt wordt in Ethiopië en is gelijk aan het liturgisch jaar van de Orthodoxe Tewahedo Kerk, waar deze bekendstaat als de Ge’ez-kalender. De tijdrekening is gebaseerd op de oudere Alexandrijnse of koptische kalender, die weer is gebaseerd op de nog oudere Egyptische kalender. Net als de juliaanse kalender heeft de Ethiopische kalender iedere vier jaar een aantal dagen over en begint het jaar op 29 augustus of 30 augustus, volgens de juliaanse kalender. Net als de koptische kalender heeft de Ethiopische kalender twaalf maanden van elk dertig dagen, plus vijf of zes epagomenale dagen. De maanden beginnen op dezelfde dagen als in de koptische kalender, maar verschillen in naamgeving, die in het Ge’ez zijn. De zesde epagomenale dag wordt elke vier jaar toegevoegd op 29 augustus van de juliaanse kalender, zes maanden vóór de juliaanse schrikkeldag. Bron: Cressida Marcus, ‘Sacred Time, Civic Calendar: Religious Plurality and the Centrality of Religion in Ethiopian Society’, International Journal of Ethiopian Studies, 3 (2008) 2, p.161
[2] https://koningaap.nl/ethiopie-reizen/festivals-ethiopie [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[3] Marcus 2008, p.167-168
[4] https://web.archive.org/web/20120206020146/http://www.peace-on-earth.org/Ethiopia/1st.pdf [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[5] Marcus 2008, p. 166
[6] https://www.britishmuseum.org/collection/object/E_Af1868-1001-21 [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[7] Franklin ter Horst, Ark des Verbonds, 2002, via https://www.franklinterhorst.nl/Ark%20des%20Verbonds.htm [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[8] Zo zijn tabots door koningen meegenomen tijdens oorlogen om de veiligheid voor de legers en de overwinning op de vijand te verzekeren. Keizer Menelik II nam de tabot uit de kerk van de Heilige Joris in Addis Abeba met zich mee naar de slag bij Adwa in 1896, waar hij de grote Italiaanse koloniale strijdmacht versloeg. De tabot van Medhane Alam vergezelde keizer Haile Selassie I tijdens zijn ballingschap in Groot-Brittannië zodat hij de liturgie kon blijven opvoeren.
[9] https://www.britishmuseum.org/collection/object/E_Af1868-1001-21 [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[10] Marcus 2008, p.167-168
[11] Steven Kaplan, ‘Finding the True Cross: The Social-Political Dimensions of the Ethiopian Mäsqäl Festival’, Journal of Religion in Africa, 38 (2008) 4, p. 448-449
[12] Kaplan 2008, p. 450-451
[13] Kaplan 2008, p.452-453
[14] Idem
[15] https://musicofethiopia.wordpress.com/musical-instruments/ [geraadpleegd op 17 augustus 2020]
[16] Kay Kaufman Shelemay, ‘The Musician and Transmission of Religious Tradition: The Multiple Roles of the Ethiopian Däbtära’, Journal of Religion in Africa, 22 (1992) 3, p. 243
[17] Kaufman Shelemay 1992, p.242-248
[18] Kaufman Shelemay 1992, p. 249-250
[19] https://www.britannica.com/topic/Ethiopian-Orthodox-Tewahedo-Church#ref255916 [geraadpleegd op 17 augustus 2020]